-
1 kommandieren
kommandieren1 bevelen, gebieden♦voorbeelden:2 detacheren ⇒ ontbieden, sturen♦voorbeelden:er wurde zu einer anderen Einheit kommandiert • hij werd bij een andere eenheid gedetacheerd -
2 befehlen
befehlen♦voorbeelden:2 er wurde zu seinem Vorgesetzten befohlen • hij werd bij zijn chef geroepen, ontboden -
3 gebieten
gebieten〈 formeel〉♦voorbeelden:1 über ein Land gebieten • over een land heersen, gebiedenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:Eile war geboten • er was haast bij
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский